Sterke rekenaars krijgen in de les vaak onvoldoende ondersteuning, zo stelt de Onderwijsraad (2022). Hoewel Nederlandse leerlingen in het primair onderwijs op het gebied van rekenen internationaal gezien gemiddeld goed presteren, laat het TIMSS-onderzoek zien dat er te weinig aandacht is voor leerlingen met talent voor rekenen. Veel leerlingen behalen redelijke resultaten, maar het aantal excellente rekenaars blijft achter. Als leerkracht kun je hier een verschil maken: door sterke rekenaars gerichte aandacht te geven en uit te dagen, help je hen hun potentieel te benutten.

Ook goede leerlingen hebben instructie nodig om hun rekenkundige kennis en vaardigheden verder te ontwikkelen. Om aan te sluiten bij hun behoeften, is het waardevol verschillende typen sterke rekenaars te onderscheiden: de goede, de snelle en de creatieve rekenaar (Sjoers, 2017). Elk type vraagt om een eigen aanpak. Met enkele gerichte didactische keuzes, zoals passende instructie of het formuleren van plusdoelen (Sjoers & Van Keulen, 2021), kun je ruimte creëren voor alle leerlingen in je klas.

Compacten en verrijken

Sterke of snelle rekenaars hebben andere onderwijsbehoeften dan hun klasgenoten. Ze beheersen de basisstof sneller, denken abstracter en leren vaak met minder herhaling. Zonder passende uitdaging kunnen zij zich gaan vervelen, afhaken of onderpresteren. Een effectieve aanpak begint daarom met compacten (het inkorten van het reguliere aanbod) gevolgd door verrijking: uitdagender, creatiever en complexer werk binnen het domein van rekenen.

Deze werkwijze vraagt om voorbereiding, keuzes en afstemming, maar is goed uitvoerbaar met praktische middelen in de klas.

Compacten: schrappen wat beheerst wordt

Een effectieve manier om te compacten is voortoetsing: als een leerling voorafgaand aan een blok 80% of meer scoort op de toets, mag die leerling onderdelen van de basisstof overslaan. Hierdoor komt tijd vrij voor verrijkende opdrachten. Voor het structureren van compacten kun je bijvoorbeeld gebruikmaken van SLO-routeboekjes of een eigen compactwerkboek waarin alleen nog niet-beheerde doelen aan bod komen. Zo werk je gericht, zonder dat leerlingen op eigen houtje door de methode heenlopen. Plan bijvoorbeeld elke maandag voortoetsmomenten en bespreek achteraf samen met de leerling welke doelen al beheerst zijn en stel een persoonlijk compactplan op.

Verrijken: uitdagen op denkniveau

Verrijken is niet “meer van hetzelfde”, maar “anders leren”. Hierbij kan je denken aan uitdagende activiteiten die leerlingen stimuleren tot redeneren, verklaren, probleemoplossen, samenwerken, onderzoeken en creatief toepassen. Denk aan open rekenproblemen, contextopgaven, logische puzzels, onderzoeksvragen, rekenspellen of zelfbedachte opdrachten.

Verrijken hoeft niet altijd buiten de les te gebeuren. Voeg tijdens de instructie een denkactiviteit toe, bijvoorbeeld: laat sterke leerlingen zelf een rekenregel ontdekken of een complexer probleem oplossen. Geef hen procesgerichte feedback en laat hen hun aanpak uitleggen. Zo blijven ze betrokken bij de klas, werken ze op hoger denkniveau en ontvangen ze waardevolle begeleiding.

Sjoers (2018) adviseert om een vast instructiemoment in te bouwen voor sterke rekenaars, zodat ze niet op zichzelf zijn aangewezen met alleen een antwoordenboek.

Sterke rekenaars hoeven niet altijd individueel te werken. Laat hen samenwerken aan complexe vraagstukken in kleine groepjes of voer denkgesprekken waarin ze strategieën vergelijken. Dit voorkomt isolatie en stimuleert sociale en metacognitieve vaardigheden.

Verrijkingsklas als apart arrangement

Soms is een apart moment buiten de klas effectief. Op sommige scholen werken goede rekenaars wekelijks in een verrijkingsklas, met uitdagende opdrachten die losstaan van de reguliere methode. Ze krijgen daar ruimte voor probleemoplossen, puzzels of projecten, zonder per se bovenbouwstof te behandelen. Belangrijk is dat deze klas goed is ingebed in het schoolbeleid én verbonden blijft met de reguliere klas.

Compacten als onderdeel van een doordachte aanpak

Een veelgemaakte valkuil bij het werken met sterke rekenaars is dat zij na het overslaan van basisstof simpelweg “door mogen werken” in de methode. Dat lijkt efficiënt, maar kan op de lange termijn schadelijk zijn voor de motivatie, het leerplezier en het inzicht. Compacten en verrijken moeten gericht zijn op verdieping en verbreding binnen het leerjaar, niet op versnellen naar de leerstof van volgende groepen.

Een goede compactingsaanpak werkt alleen als die deel uitmaakt van een doordacht geheel, waarin:

  • het gecombineerd wordt met verrijking,
  • het leerproces begeleid blijft,
  • basiskennis behouden blijft,
  • en het sociaal en didactisch goed ingebed is.

Laat een leerling bijvoorbeeld de rekenstof van het jaar iets sneller doorlopen, maar besteed de vrijgekomen tijd aan projecten, denkactiviteiten en reflectie. Maak van versnellen geen doel, maar een middel.

Wanneer is voorlopen ‘erg’?

Voorlopen op de leerstof is problematisch als het:

  • leidt tot motivatieverlies door herhaling in latere leerjaren;
  • hiaten veroorzaakt in basisvaardigheden of denkontwikkeling;
  • prestatiedruk of faalangst versterkt;
  • niet sociaal of didactisch begeleid wordt.

Voorlopen moet bewust gepaard gaan met:

  • behoud van basisvaardigheden,
  • integratie van verdiepende opdrachten,
  • actieve begeleiding,
  • en aandacht voor motivatie en sociale inbedding.

Randvoorwaarden en tips

Herkennen van sterke rekenaars: Let op werktempo, oplossingsstrategieën, creativiteit en gedrag in de klas (niet alleen aan hoge Cito-scores). Combineer toetsresultaten met observaties, gesprekken en formatieve evaluatie.

Wacht niet te lang met verrijking: Begin zodra beheersing zichtbaar is, bijvoorbeeld na een voortoets of observatie. Wacht dus niet tot de reguliere stof volledig is afgerond. Tijdig verrijken voorkomt verveling én onderpresteren.

Compact niet op basis van aannames: Snel werken of eerdere prestaties betekenen niet automatisch dat oefenstof overgeslagen kan worden. Baseer wat overgeslagen mag worden op objectieve informatie over wat het kind al kan, via bijvoorbeeld een korte voortoets die specifiek kijkt naar het doel van de komende lessen.

Kies bewust voor verrijken in plaats van versnellen: Sterke rekenaars zijn meestal niet gebaat bij meer van hetzelfde, maar bij een nieuwe uitdaging. In plaats van verder werken in een volgend hoofdstuk, bied je verdiepende opdrachten binnen het beheersingsniveau van de leerling. Verrijken betekent: redeneren, onderzoeken, verbanden leggen, niet simpelweg moeilijkere sommen maken.

Werk met plusdoelen: Plusdoelen zijn verdiepende leerdoelen die voortbouwen op het lesdoel, maar meer vragen van het denken en analyseren. Plusdoelen kunnen zorgen voor verdieping zonder dat er nieuwe, nog niet behandelde stof wordt geïntroduceerd. Voorbeeld:
Lesdoel: “Leerlingen kunnen breuken optellen.”
Plusdoel: “Bedenk twee verschillende breuksommen met dezelfde uitkomst en leg uit hoe dat kan.”

Gebruik vaste routines en materialen: Richt een verrijkingshoek of map in met vaste categorieën (bijvoorbeeld logisch denken, creatief rekenen, uitdaging van de week of onderzoeksvragen). Zorg dat leerlingen weten waar ze materiaal kunnen vinden en wat ze ermee kunnen doen.

Gebruik verschillende verrijkingsvormen: Niet ieder kind bloeit op bij dezelfde uitdaging. Wissel af tussen denkactiviteiten, contextopgaven, visuele opdrachten, onderzoeksvragen, creatieve ontwerpen en samenwerkingsopdrachten. Zo sluit je aan bij verschillende leerstijlen en interesses. Bovendien verhoogt keuzevrijheid eigenaarschap en motivatie.

Wees terughoudend met VO-stof of hogere jaargangen: Stof uit het voortgezet onderwijs of hogere groepen introduceert formele concepten vaak te vroeg. Dat leidt tot oppervlakkig begrip of latere hiaten. Vraag jezelf steeds af: “Vergroot dit het inzicht, of versnelt het alleen?” Kies voor verdieping binnen de zone van naaste ontwikkeling.

Geef ook sterke rekenaars begeleiding: Sterke rekenaars hebben, net als andere leerlingen, behoefte aan instructie, begeleiding en feedback. Alleen zelfstandig werken aan pluswerk kan leiden tot oppervlakkig leren of zich geïsoleerd van de rest voelen. Geef uitleg bij nieuwe denkstrategieën, bied feedback op aanpak (niet alleen op antwoorden) en bespreek regelmatig wat de leerling leert. Je kunt tijdens de uitleg ook alternatieve denkvragen aanbieden. Dit verhoogt de betrokkenheid en leeropbrengst. Geef procesgerichte feedback: “Hoe ben je tot dit antwoord gekomen?” “Wat had je nog anders kunnen proberen?” Laat leerlingen bijvoorbeeld reflecteren in een leerlogboek.

Aandacht voor metacognitie en doorzettingsvermogen: Veel sterke rekenaars zijn het niet gewend om fouten te maken of te worstelen. Dit vraagt om expliciete begeleiding in leren leren, omgaan met frustratie en doorzetten bij uitdaging. Gebruik verrijkingsopgaven die meerdere denklagen vergen, zoals complexe puzzels of open onderzoeksvragen. Coach leerlingen bij het reflecteren op hun leerproces.

Voorkom motivatieverlies en prestatiedruk: Vooruitwerken zonder uitdaging leidt tot herhaling en verveling. Anderzijds leidt te veel nadruk op snelheid tot prestatiedruk en faalangst. Zorg dus voor een cultuur waarin denken belangrijker is dan tempo.Let op inzet en strategie, niet alleen op snelheid of juiste antwoorden. Bespreek met leerlingen waarom verdieping meer waarde heeft dan snel doorwerken.

Zorg voor sociale en organisatorische inbedding: Als verrijking of versnelling betekent dat een leerling structureel apart zit, kunnen sociale problemen ontstaan. Zorg dat sterke leerlingen ook deel blijven uitmaken van de groep en begeleiding krijgen binnen de klas.Tip: Werk met kleine plusgroepen of maatjes. Integreer verrijking zoveel mogelijk in de reguliere instructie, bijvoorbeeld via gezamenlijke denkopdrachten of klassikale reflectiemomenten.

Houd zicht op het onderhouden van rekenvaardigheden: Compacten mag niet ten koste gaan van de basis. Blijf controleren of het ‘normale rekenen’ ook beheerst wordt. Dit kan ook via alternatieve, speelse vormen.

Blijf de leerling volgen: Gebruik voortoetsen (wekelijks), observaties en korte leerlinggesprekken om in kaart te brengen wat een leerling beheerst. Houd ook bij wat er tijdens verrijking gebeurt in een verrijkingsmap, of digitaal portfolio.

Maak ruimte in het rooster: Zo geef je verrijking een vaste plek in je onderwijs. Denk bijvoorbeeld aan 20 minuten op dinsdag en donderdag, of een structureel verrijkingsblok op vrijdagmiddag.Plan vaste momenten in de week voor:

  • korte voortoetsen of instapkaartjes;
  • verrijkingsopdrachten of rekenprojecten;
  • instructie of reflectiegesprekken met snelle rekenaars.

Betrek het team: Stem aanpak en materialen af met collega’s zodat verrijking schoolbreed gedragen wordt. Bespreek wat werkt, deel voorbeelden en leg afspraken vast. Zorg voor vaste formats, gezamenlijke evaluaties en borging in het rekenbeleidsplan.

Investeer in professionalisering: Leerkrachten kunnen veel baat hebben bij scholing in het werken met sterke rekenaars. Het gaat dan bijvoorbeeld over verdiepende rekendidactiek, het formuleren van plusdoelen en het begeleiden van denkactiviteiten. Dit kan in de vorm van studiedagen of teamscholing waarbij uitdaging en verrijking centraal staan. Het Prioriteitenspel (zie Van Zanten & Sjoers, 2024) is hierbij een handig hulpmiddel om als team keuzes te maken en focus aan te brengen.

Verwijzingen

  • Brusse, P. (2023). Een pek voor sterke rekenaars in de klas. Kijken naar rekensterke kinderen Volgens Bartjens, 43(1), 12-13.
  • Duits, W. (2020). Sterke rekenaars in de klas. Hoe bepaal je een passend aanbod? Volgens Bartjens, 39(3), 28-31.
  • Gravemeijer, K. and Van Galen, F. (2023). Wat zegt het Peil-onderzoek over de rekenvaardigheid aan het einde van de basisschool? (PDF) Volgens Bartjens.
  • Hoogland, K. (2021). Anders kijken naar basisvaardigheden. Van leren rekenen naar gecijferde burgertjes (PDF) Volgens Bartjens, 40(4), 23-26.
  • Hotze, A., Visser, C., Van Dijk, G. and Keijzer, R. (2015). Een uitdaging voor de hele groep. Sterke rekenaars en 21e eeuwse vaardigheden Volgens Bartjens, 34(5), 28-30.
  • Huitema, S. (2005). Verder kijken dat de einddoelen van groep 6. Keuzes maken voor zwakke rekenaars Volgens Bartjens, 25(1), 32-34.
  • Janson, D. (2005). Je zal maar slim zijn. Hoe beleven betere rekenaars de rekenmethode? Volgens Bartjens, 25(2), 22-23.
  • Ros, B. (2021). De kunst van differentiëren (PDF). In B. Ros, M. Hickendorff, R. Keijzer and H. Van Luit (Eds.), Leer ze rekenen. Praktische inzichten uit onderzoek voor leraren basisonderwijs (pp. 109-113). Den Haag: NRO.
  • Sjoers, S. (2012). eXcellent rekenen in beeld. Rekenen voor (hoog)begaafde leerlingen Volgens Bartjens, 32(1), 4-7.
  • Sjoers, S. (2016). Hou ze bij de les. Instructie aan sterke rekenaars Volgens Bartjens, 35(3), 22-25.
  • Sjoers, S. (2023). Oefenen, ook zinvol voor sterke rekenaars. Reactie op ‘Oefenen: waarom, wat, wanneer, wie en hoe?’ Volgens Bartjens, 42(5), 28-29.
  • Sjoers, S. and Terlouw, B. (2022). Misverstanden over sterke rekenaars rechtzetten Volgens Bartjens, 42(1), 12-14.
  • Sjoers, S. and Van Keulen, M. (2021). Pimp je lesdoel. In elke reken-wiskundeles iets te leren (PDF) Volgens Bartjens, 41(2), 13-16.
  • Van Dijk, I. (2004). ‘Hou naar maar op’, wat wil de goede rekenaar nou zelf? Volgens Bartjens, 24(2), 32-34.
  • Van Zanten, M. and Sjoers, S. (2024). Prioriteitenspel rekenen en wiskunde. Een update en een variant gericht op (potentieel) sterke rekenaars Volgens Bartjens, 43(4), 25-28.

Video